Engels | Nederlands
Lekker eten, vulkanen en Galungan
Yogyakarta (Indonesie) naar Ubud (Indonesie), 31-Jul-08 / 20-Aug-08
Daar zitten we dan in Bali in onze ‘sarongs’. Het is vandaag Galungan, een religieuze feestdag voor de Hindoeïstische bevolking van het eiland Bali en de eigenaresse van het hotel heeft ons op het hart gedrukt dat we vandaag echt beter in een sarong de straat op kunnen gaan. Ze vergelijkt het belang van de feestdag met het belang van kerstmis voor de christenen. Daar hoort volgens haar de traditionele kleding bij, zowel voor de gelovigen als de toeristen en zowel voor mannen als vrouwen. Vooral Edwin voelt zich wat onwennig in zijn rok. De sarongs zijn duidelijk niet voor zijn lengte gemaakt. Hoewel het zeker geen minirok is, toch is het wel duidelijk dat hij deze kledingwijze niet gewend is. Wanneer we de straten opgaan in het toeristische stadje Ubud, zien we dat de meeste toeristen geen zorgzame hoteleigenaresse hebben die hen van kledingadviezen voorziet. Op straat lijkt het geen probleem om in “gewone” kleren te lopen, maar in tempels dient men altijd in sarong gekleed te gaan en zeker op zo’n religieuze feestdag als vandaag. Dit kan ook niemand “vergeten”, want bij de ingang van iedere tempel staat een bord waarop staat aangegeven dat bezoekers van de tempel in een sarong gekleed dienen te gaan. Toch zien we veelvuldig de kuiten van de toeristen onder vooral de korte broeken uitsteken. Gelukkig zijn de Balinezen wel wat gewend. Het hele eiland is overspoeld met toeristen. We zien de Balinezen wel af en toe fronzen en lachen wanneer er een schaars geklede vrouwelijke toerist voorbijkomt, maar men weet ook dat het eiland in grote mate financieel afhankelijk is van deze westerlingen. Wanneer toeristen zich niet aanpassen aan lokale gebruiken worden zij daar niet op aangesproken. Het wordt gedoogd, maar niet geaccepteerd.

We zijn voor enkele dagen op het eiland Bali neergestreken, in afwachting van onze vlucht naar Manado op het eiland Sulawesi. In de afgelopen weken zijn we van Java naar Maleisië gereisd en daarna weer teruggekeerd naar Java om daar nog wat bezienswaardigheden te bezoeken. Vervolgens zijn we verder gereisd naar Bali. In Maleisië hebben we ons tweede 60-daagse visum voor Indonesië geregeld. Omdat dit in Georgetown eenvoudig te regelen was, hebben we hier niet veel tijd aan hoeven te spenderen. We hebben daardoor alle tijd gehad om de stad Georgetown uitgebreid te verkennen (zie de foto-impressie van Georgetown). We hebben fijn door de oude straatjes geslenterd en we hebben heerlijk gegeten. Het eten in Maleisië is altijd weer een feest. De kleinste, goedkoopste tentjes hebben de heerlijkste gerechten. Of we nu luxe of eenvoudig gaan eten, overal is het smakelijk en goed. Verder hebben we in Maleisië alvast wat voorbereidingen getroffen voor ons bezoek aan Sulawesi. Op Sulawesi willen we namelijk een duikcursus gaan volgen en ter vervanging van onze bril hebben we voor daglenzen gezorgd. Verder hebben we in Georgetown ook nog redelijk wat uren bedrust gehad. Ivonne had een flinke keelontsteking onder de leden en na een week pijn en rust nemen, kon ze bijna niet meer eten. Blijkbaar was rust niet voldoende om het euvel te verhelpen en daarom is er een antibioticakuur aan te pas moeten komen.

Een sulfer-werker breekt sulferplaten in stukken
 

Na het bezoek aan Georgetown zijn we terug naar Java gereisd. Bij de douanecontrole hebben we nog wel flink wat tekst en uitleg moeten geven waarom we opnieuw voor 60 dagen het land in willen. Men kan blijkbaar moeilijk begrijpen dat een gewone reiziger zoveel tijd in Indonesië wil doorbrengen. Indonesië is echter zo groot en het reizen duurt hier zo lang, dat we nog verschillende malen een nieuw visum zullen moeten aanvragen voordat we alle eilanden hebben gezien die we willen bezoeken. Vanuit Jakarta zijn we met de trein naar Surabaya gereisd. Deze stad is voor de meeste reizigers slechts een overstapplaats naar één van de verschillende toeristische trekpleisters van Java. Wij zijn hier ook maar twee nachten gebleven. Er is niet al te veel te zien, maar het is wel een heel vriendelijke stad. Door het gebrek aan toerisme is men blij om je te mogen verwelkomen in hun restaurant en de mensen blijken hier echt oprecht behulpzaam te zijn. Vanuit Surabaya zijn we naar de Bromo vulkaan gegaan. Tijdens deze tocht zijn we voor de eerste keer in ons leven uit een bus gezet. (Lees het hele verhaal in de column: Jullie twee….uit mijn bus!) Dit stroeve begin van ons bezoek aan de Bromo vulkaan kon niet verhelpen dat het bezoek aan het vulkanische gebied rondom de Bromo vulkaan erg de moeite waard is geweest. Ondanks dat we hier midden in het hoogseizoen waren, was het toch mogelijk om de grote mensenmassa’s te omzeilen (zie ook het artikel: Zonsopkomst bij de Bromo). De uitzichten op het vulkanische landschap rondom de Bromo vulkaan zijn grandioos. Het is zondermeer begrijpelijk dat dit de belangrijkste natuurlijke trekpleister van Java is.

Het Ijenplateau in het oostelijk deel van Java was het volgende doel op de route. We hebben een wandeling naar Kawah Ijen gemaakt. Kawah Ijen is een groot kratermeer met een mooi turqoise-blauwe kleur. Bij dat meer wordt sulfer gewonnen en tijdens de wandeling hebben we heel duidelijk kunnen zien hoe zwaar dat werk is. Mannen lopen op slippertjes over steile gravelpaden naar de rand van het meer en daar worden via pijpleidingen de sulferdampen vanuit de vulkaan heen geleidt. We weten niet exact hoe het werkt, maar het lijkt erop alsof de dampen stollen tot harde sulferplaten. Deze platen worden in stukken gehakt en de sulferbrokken worden vervolgens door de sulferdragers in manden omhoog gedragen. De mannen dragen ongeveer 50 kilogram per keer van het meer naar de bewoonde wereld. Wanneer je bedenkt dat het sulfer slechts 600 Rp (= Eur 0,42) per kg oplevert dan is het toch triest dat mensen voor zo weinig geld zo’n ongezond werk moeten doen. Op één dag kan men maximaal twee maal op en neer naar het meer lopen, dus de maximale opbrengst op een dag is ongeveer EUR 4,20.

Balinezen vieren het Galungan festival in Ubud
 

Vanuit het Ijenplateau zijn we naar Bali vertrokken, waar we nu nog steeds zijn. We hebben hier een leuk hotelletje in het centrum van het toeristenplaatsje Ubud. Ubud staat bekend als kunstenaarsdorp en gezien het aantal kunstwinkeltjes zou je kunnen zeggen dat dit klopt. Bij sommige winkeltjes is het aanbod mooi, maar bij anderen denken we dat onze kleine neefjes en nichtjes hetzelfde zouden kunnen produceren. Dit blijft echter natuurlijk een kwestie van smaak. Bali is een Hindoeïstisch eiland, maar men beleeft de religie wel op een heel andere manier als in India. Hier is het Hindoeïsme meer gecombineerd met oude animistische geloven. Men gelooft hier meer in goede en kwade geesten. De goede geesten leven o.a. op de mooie Balinese heuvels en de kwade geesten leven o.a. in de diepe delen van de zee. Dat laatste moeten we maar snel proberen te vergeten als we aan onze duikcursus gaan beginnen. Het meest opvallende van de religie op Bali is echter het aantal offers die je op straat ziet en zelfs bij ons in het hotel. We zitten nu in een klein familie hotel met slechts vier bungalows en iedere dag komt er een meisje langs om offerstukken neer te leggen bij de trap naar onze bungalow en op ons terras. We noemen haar het tempelmeisje. Het tempelmeisje is elke dag minimaal een uur bezig met al die offerstukjes. Zo maakt ze vierkante stukjes van een bananenblad en daar legt ze wat rijst op. Verder maakt ze bakjes van bananenblad en daarin legt ze bloemen en wierrook. Nu is het tempelmeisje niet de enige die dit doet, elke stoep in het dorp ligt vol met van die offerstukken. Ze doen dat om de goede geesten gunstig te stemmen en de slechte geesten af te schrikken. Het ziet er allemaal erg kleurrijk uit, maar het zorgt er wel voor dat we goed moeten uitkijken waar we lopen om ervoor te zorgen dat we niet per ongeluk op deze offerstukken gaan staan. De laatste dagen hebben we ook gezien hoe mannen uren aan één stuk bezig zijn om meters hoge bamboestokken te versieren. Al dat werk is allemaal gedaan voor de religieuze feestdag van vandaag. De straten zijn opgesierd met de prachtige bamboestokken, iedereen is op zijn mooist gekleed en de tempels zijn drukbezocht. Overal liggen offerstukken en door de straten lopen er muziekgroepen met trommels en gongen. Op de maat van de muziek dansen mannen in leeuwenpakken terwijl de vrouwen vol bewondering toekijken. Dit is voor ons een mooie afsluiting van ons verblijf op Java en Bali. Morgen vertrekken we naar Sulawesi om te kijken wat dat eiland te bieden heeft.

 

<Vorige weblog>
Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us