Engels | Nederlands
Afgelegen Halmahera: Foli
Ambon (Indonesië), 8 mei 2012

Drie jaar geleden hadden we al het plan om naar het Noord Molukse eiland Halmahera af te reizen. Halmahera is het grootste eiland van de Noord Molukken en is een prima plek om veel endemische vogels te zien. We waren destijds op het nabij gelegen vulkanisch eilandje Ternate, maar moesten uiteindelijk van ons bezoek afzien vanwege aanhoudend slecht weer. Dit jaar probeerden we het opnieuw. Nu met succes.

We vlogen in eerste instantie vanuit de stad Manado in Noord Sulawesi per propellervliegtuig naar het kleine dorpje Kao op Halmahera. Ons reisdoel die dag was Tobelo, de enige nederzetting van Noord Halmahera dat met recht een stadje mag worden genoemd. In het Nationale Park Tangkoko in Sulawesi was Ivonne namelijk veelvuldig gebeten door mijten, die een enorme allergische reactie tot gevolg hadden. Opgezwollen voeten en grote vochtblaren zorgden ervoor dat ze geen schoenen meer kon dragen. Vandaar dat we in Tobelo een dag rust hebben genomen.

Vanuit Tobelo zijn we vervolgens per gedeelde auto (meest gangbare manier van openbaar vervoer in Halmahera) in ruim een uur naar Daru gereden. Daru is een klein vissersdorpje van waaruit bootjes vertrekken naar de verschillende nederzettingen op het noordoostelijke schiereiland van het uitermate grillig gevormde eiland Halmahera. Ons doel was het nederzettinkje Foli waar ongeveer 800 mensen wonen. Publieke boten gaan niet frequent, waardoor we waren aangewezen op een gecharterde boot. Het was vroeg in de ochtend, de zee was nog zo glad als een spiegel, dus een ultraklein palmbootje moest de overtocht kunnen klaren. Uiteraard moest er eerst nog onderhandeld worden over de prijs, waarbij we uiteindelijk 250.000 (Euro 20) Rupiah’s betaalden voor de één uur durende overtocht.

Aankomst in Foli
 

Halverwege de overtocht werd de schroef van de boot vervormd omdat we per ongeluk over een drijvende bamboestok waren gevaren. Twintig minuten later was het probleem opgelost nadat een reserve schroef was gemonteerd. Toen we Foli in zicht kregen realiseerden we ons meteen dat we in de ‘middle of nowhere’ arriveerden. Een aanlegsteiger was er niet, waardoor we de broek moesten opkrullen en al wadend door het heerlijk warme water de laatste honderd meter moesten overbruggen. Onze aankomst werd al snel opgemerkt. Uit alle gaten en hoeken van het dorpje arriveerden mensen die de aankomst van de ‘orang putih’ (witte mensen) kwamen aanschouwen. Het is in kleine Indonesische nederzettingen gebruikelijk om je eerst te melden bij het dorpshoofd, dus toen we naar de ‘kepala desa’ vroegen stapte er een man naar voren die ons zou begeleiden naar het huis van het dorpshoofd.

Het dorpshoofd is meestal ook de persoon die onderdak beidt aan passerende reizigers. En omdat Foli wel vaker door vogelaars wordt bezocht kwamen we niet geheel ongelegen, ondanks het feit dat we ons bezoek niet hadden aangekondigd. Het dorpshoofd heeft een aantal zeer eenvoudige kamers (of beter gezegd hokjes) in een soort van gastenverblijf. De hokjes hebben geen verlichting en meer dan twee in elkaar getimmerde bedden staat er niet in. Gelukkig had het dorpshoofd nog twee schuimmatrasjes waardoor de kans op een fatsoenlijke nachtrust behoorlijk toenam. Voor wat betreft de douche en de wc maakte we gebruik van de faciliteiten van de familie. De wc bestond uit een vrijstaand hokje achter het woonhuis waarin een Frans toilet was gemaakt en waarin ook een ton met water stond voor het doorspoelen van de gedane boodschappen. De douche was in een ander hokje met een betonnen vloertje waarin ook een ton water stond met een klein bakje erin, die je dient te gebruiken om het water over je heen te scheppen. Het water in de ton (mandi in het Indonesisch) dient te allen tijde schoon te blijven voor andere gebruikers.

Een vrouwelijke Papoea Jaarvogel
 
We spreken met het dorpshoofd af dat we niet alleen accommodatie bij hem afnemen, maar ook de drie maaltijden per dag. Het dorpje is namelijk zeer klein en meer dan een heel klein winkeltje is er niet. Ondanks het feit dat er toch geen alternatieven zijn, vragen we toch naar de prijs. Gewoon om te voorkomen dat we voor verassingen komen te staan. De prijzen blijken heel fors te zijn. Het hokje waarin we slapen kost 100.000 Rupiah’s per persoon (ruim Euro 8) en voor het eten dienen we nog eens 125.000 Rupiah’s per persoon (ruim Euro 12) te betalen. En nogmaals, dat is voor Indonesische begrippen heel duur. Voor Euro 16 heb je in Indonesië normaliter een hele leuke kamer (vaak met ontbijt) en voor Euro 24 kun je er heel lekker en bijzonder eten. Het dorpshoofd deed echter niet heel veel moeite om goede maaltijden te verzorgen. In de ochtend kregen we nasi goreng (gebakken rijst), en in de middag en avond een slappe soep, rijst, een groentegerecht en een stukje vis of een ‘vel over bot’ kip. En dat wellicht nog wel de grootste teleurstelling. Voor Euro 24 hadden ze echt wel iets beters kunnen maken, zelfs in een klein dorpje als Foli.

Het dorpje Foli ligt op loopafstand van de “bossen” waar het goed vogelen is. Echte bossen zijn het helaas niet meer. Door grootschalige houtkap is het gebied veranderd in een mix van middelhoge jongere bomen en veel struikgewas. Toch herbergt het gebied nog behoorlijk wat vogels, hoewel uit bezoekrapporten van vogelaars blijkt dat het elk jaar minder wordt. Van twee endemische soorten waar veel vogelaars voor komen, de Witte Kaketoe en de Molukkenlori, is bekend dat jaarlijks ongeveer 10% van de gehele populatie wordt gevangen om als kooivogel te worden verhandeld. Later tijdens ons verblijf in Kota Ternate, blijkt dat het hotelletje waar we verblijven (Losmen Kita) alleen al, vier Witte Kaketoes en vier Molukkenlories in een kooitje heeft zitten.

Uiteindelijk blijven we twee en een halve dag in Foli en zien we de meeste gangbare vogels die hier gezien kunnen worden, waaronder prachtige exotische duiven, spectaculaire Lori’s en Papegaaien, enkele roofvogels en twee soorten paradijsvogels, de Wallace-paradijsvogel en de Bruine Paradijskraai. Ons bezoek aan Foli was dus meer dan de moeite waard. Het dorpshoofd regelde vervolgens nog een plekje voor ons op de publieke boot terug naar Daru, maar een echte kostenbesparing ten opzichte van een gecharterde boot leverde dat niet op. We betaalden uiteindelijk nog steeds 100.000 Rupiah’s per persoon waardoor we tot op het laatste moment van ons verblijf werden uitgemolken. Dat was het enige smetje op het fantastische bezoek aan Foli. Voor bijna iedereen, met uitzondering van het dorpshoofd, zou het fijn zijn als er wat concurrentie in het dorpje zou komen. De kosten voor het verblijf zouden dan wellicht iets dalen, en de inkomsten die de vogelaars genereren zou over meerdere families worden gedeeld.

 
 

Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us